Blog

Handhavingsbevoegdheid instemmingsorgaan onder de Omgevingswet 

Eerder in deze blogreeks gingen we in op de hoofdlijnen van de handhaving onder de Omgevingswet en het bevoegd gezag voor handhaving. In deze bijdrage zoomen we in op de handhavingsbevoegdheid van een instemmingsorgaan, zoals bedoeld in artikel 18.3 van de Omgevingswet. 

Op grond van artikel 16.15 Omgevingswet kan een bij algemene maatregel van bestuur (amvb) aangewezen geval een bestuursorgaan in de gelegenheid worden gesteld advies uit te brengen. Die amvb is het Omgevingsbesluit. Naast advies kan ook bij in het Omgevingsbesluit aangewezen gevallen om instemming van een andere instantie of bestuursorgaan verzocht worden (zie artikel 16.16 Omgevingswet in combinatie met de artikelen 4.18 – 4.37 Omgevingsbesluit). Instemming kan bijvoorbeeld wenselijk zijn vanwege de specifieke taak of bijzondere deskundigheid van het bestuursorgaan.

Instemming houdt in dat het bevoegd gezag de omgevingsvergunning pas mag verlenen als het instemmingsorgaan het conceptbesluit heeft goedgekeurd. Het bevoegd gezag mag niet afwijken van het besluit van het instemmingsorgaan (zie artikel 5.33 Omgevingswet). 

Naast de bevoegdheid van het instemmingsorgaan om het bevoegd gezag te verplichten de omgevingsvergunning te wijzigen of in te trekken op grond van artikel 5.41 Omgevingswet, heeft het instemmingsorgaan een extra bevoegdheid. 

Mede-handhavingsbevoegdheid 

Die extra bevoegdheid betreft de mede-handhavingsbevoegdheid op grond van artikel 18.3 Omgevingswet. Zowel het bevoegd gezag als het instemmingsorgaan is bevoegd om  handhavend op te treden. Het instemmingsorgaan is bevoegd een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen op grond van artikel 13.3 van het Omgevingsbesluit. Die handhavingsbevoegdheid geldt alleen ten aanzien van de overtreding van de voorschriften van de omgevingsvergunning waarop de instemming betrekking heeft gehad. Handhaven wegens het handelen zonder vergunning valt daar niet onder. Tegen een dergelijke overtreding kan alleen het bevoegd gezag handhavend optreden (zie Kamerstukken II 2017-18, 34 986, nr. 3, p. 289). 

Als voorbeeld van een instemmingorgaan met mede-handhavingsbevoegdheid kan gedacht worden aan gedeputeerde staten in het kader van natuurbescherming op grond van artikel 4.25 lid 1 sub e jo. art. 13.3 lid 1 sub b onder 1 Omgevingsbesluit en aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor archeologische rijksmonumenten op grond van artikel 4.32 lid 1 sub a jo. art. 13.3 lid 1 sub g Omgevingsbesluit (zie Kamerstukken II 2013-14, 33 962, nr. 3, p. 584). 
 

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team