Blog

Het oordeel van het hof
In zijn arrest heeft het hof vastgesteld dat Shell tegenover burgers een verplichting heeft om haar CO2-emissies te verminderen. Deze verplichting vloeit volgens het hof voort uit het mensenrecht op bescherming tegen gevaarlijke klimaatverandering. Individuele bedrijven hebben een maatschappelijke zorgplicht om hun CO2-emissies te verminderen. Van Shell kan volgens het hof meer worden verwacht dan van de meeste andere ondernemingen, aangezien Shell al meer dan honderd jaar een belangrijke speler is op de markt van fossiele brandstoffen en zij op die markt ook nu een prominente positie inneemt. 

Sinds het vonnis van de rechtbank is er in de Europese Unie veel nieuwe regelgeving tot stand gekomen om gevaarlijke klimaatverandering tegen te gaan en om te komen tot een 55%-reductie van broeikasgassen in 2030. Het gaat om een pakket aan maatregelen die zich in het bijzonder richten tot grote ondernemingen met veel CO2-uitstoot waaronder Shell. De Europese regels voorzien er ook in dat afnemers van Shell zullen gaan bijdragen aan de emissiereductiedoelstellingen van de Europese Unie.

Desondanks heeft het hof de vorderingen van Milieudefensie afgewezen. De reden hiervoor is dat Shell zich ten doel heeft gesteld haar emissies en de emissies van haar leveranciers eind 2030 terug te brengen met 50% ten opzichte van 2016, Shell deze doelstelling al voor een belangrijk deel heeft gerealiseerd (eind 2023 had Shell haar scope 1 en 2 emissies met 31% gereduceerd ten opzichte van 2016) en het hof niet kan vaststellen dat het waarschijnlijk is dat Shell de doelstelling om eind 2030 haar emissies en die van haar leveranciers met 45% te hebben gereduceerd niet zal halen.

Terzake de emissies die ontstaan bij het ge- of verbruik door klanten van de producten van Shell heeft het Hof geoordeeld dat op Shell de verplichting rust ook die emissies te reduceren, maar dat het hof niet kan bepalen welke specifieke reductieverplichting er voor Shell geldt. De bestaande klimaatwetgeving voorziet niet in een concreet reductiepercentage voor scope 3 en op basis van de standpunten van de door partijen ingeschakelde deskundigen kan geen antwoord worden gegeven op de vraag welk reductiepercentage voor de verbranding van olie en gas zou moeten gelden.

Volgens het hof is bovendien een bevel tot reductie van emissies die bij klanten (eindgebruikers) ontstaan niet effectief, omdat Shell aan dat bevel zou kunnen voldoen door de doorverkoop van fossiele brandstoffen aan een eindgebruiker te beperken. De fossiele brandstoffen zullen dan via een andere tussenhandelaar de eindgebruiker alsnog bereiken. 

Hoe nu verder?
Binnen drie maanden kunnen partijen cassatieberoep bij de Hoge Raad instellen. Dit betekent dat de juridische strijd mogelijk nog niet voorbij is.

Wat betekent dit voor de toekomst?
De uitspraak van het hof heeft belangrijke implicaties voor de manier waarop bedrijven hun verantwoordelijkheid ten aanzien van klimaatverandering invullen. De Europese regelgeving om gevaarlijke klimaatverandering tegen te gaan en om te komen tot een 55%-reductie van broeikasgassen in 2030 geldt voorlopig voor grote ondernemingen. Het is goed mogelijk dat die regelgeving in de toekomst ook gaat gelden voor middelgrote en kleine bedrijven. Die regelgeving ziet op eigen emissies en die van leveranciers (emissies die vrijkomen bij de productie van het ingekochte goed). Het is daarom belangrijk om bij het maken van plannen aandacht te besteden aan reductie van emissies bij de productie van goederen en ook bij de inkoop van goederen.

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team