Blog

De gemeente Peel en Maas ziet zich genoodzaakt de communicatie met een aantal burgers een anders dan gebruikelijke vorm te geven, door te bepalen dat uitsluitend schriftelijk zal worden gecommuniceerd, waarmee wordt bedoeld uitsluitend per brief, niet per fax of e-mail.

In eerste instantie komen de burgers daar tegen op bij de bestuursrechter. Deze verklaart de burgers niet-ontvankelijk, omdat hier geen sprake is van een besluit: het gaat hier om een mededeling van feitelijke aard, die niet is gericht op rechtsgevolg.

Daarop starten de burgers een procedure bij de burgerlijke rechter. De vordering wordt door de rechter afgewezen; het vonnis wordt door het gerechtshof bekrachtigd.

Een gemeente dient maatschappelijk zorgvuldig te handelen. Voor wat betreft de vraag wat maatschappelijk zorgvuldig is, baseert het hof zich op een aantal onderzoeken van de Nationale Ombudsman: indien het bestuurlijk en ambtelijk apparaat van een gemeente door een burger onevenredig wordt belast, mag een gemeente passende maatregelen treffen om deze belasting te beperken.

De burgers hadden aangevoerd dat persoonlijk (telefonisch) contact met de gemeente noodzakelijk is voor de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand: de gemeente heeft dit betwist, zodat het niet is komen vast te staan. De burgers konden immers wel schriftelijk aanvragen indienen en zij konden daarbij ook een toelichting geven. Niet is gesteld of gebleken dat de gemeente de voor het nemen van beslissingen voorgeschreven termijnenoverschrijdt.

Het hof verwerpt het betoog dat de communicatiemaatregel onzorgvuldig zou zijn voorbereid: al voorafgaand aan het verbod is de gemeente doende geweest om de communicatie meer te structureren, door bijvoorbeeld een contactpersoon aan te wijzen. Dit had echter onvoldoende effect, omdat de burgers ook andere ambtenaren bleven benaderen, hoewel alle medewerkers van de afdeling WZI hadden gevraagd om niet zo frequent te worden opgebeld.

De communicatiemaatregel is opgelegd wegens het beslag dat de burgers hebben gelegd op het gemeentelijk apparaat. Aanvankelijk gold de communicatiemaatregel voor de gehele gemeente, later werd dit beperkt tot het team Werk, Zorg en Inkomen (WZI).

De contacten betroffen aanvragen, bezwaarschriften, gerechtelijke procedures, klachten, vragen, meldingen en opmerkingen via telefoontjes, faxen en bezoeken aan het stadhuis. In een periode van een jaar waren er meer dan 100 contacten met ambtenaren, hoofdzakelijk van de afdeling WZI, en 8 gesprekken met de verantwoordelijk wethouder. Aan het beslag dat de burgers op de gemeente hebben gelegd, draagt verder bij dat in de uitgebreide, handgeschreven, faxen een niet altijd goed te onderscheiden veelheid aan onderwerpen aan de orde wordt gesteld: de communicatie van de burgers was dus warrig.

Ongeveer 350 à 400 mensen hebben recht op een uitkering voor levensonderhoud en nog eens hetzelfde aantal heeft recht op bijzondere bijstand; voor de afdoening daarvan bestond het team WZI uit 5 ambtenaren. Dat aantal was afgestemd op het aantal uitkeringsgerechtigden; de burgers hadden niet aangevoerd dat de bezetting van de afdeling niet adequaat is om de taken van de gemeente uit te voeren. Het hof acht onder deze omstandigheden het opleggen van de communicatiemaatregel gerechtvaardigd.

Ook wordt het niet onrechtmatig geoordeeld dat de communicatiemaatregel aanvankelijk de gehele gemeente betrof: het hof volgt de gemeente in haar betoog dat dit nodig was om te voorkomen dat de burgers via andere afdelingen contact zouden opnemen met de afdeling WZI. Toen de maatregel genoegzaam bekend was binnen de gemeentelijke organisatie, werd de maatregel beperkt tot de afdeling WZI. De periode dat de maatregel voor de gehele gemeente gold, was ruim anderhalf jaar lang: dat is naar het oordeel van het hof niet onacceptabel lang.

Het hof vindt het geen probleem dat de communicatiemaatregel niet in tijd is beperkt. Het is voldoende dat de gemeente een evaluatie heeft toegezegd.

Tijdens een kortgedingzitting heeft de woordvoerder van de gemeente de burgers telefonische terreur verweten en hij zou hebben gezegd dat ambtenaren verbaal agressief door de burgers werden bejegend. De gemeentesecretaris heeft na de zitting aan de pers gezegd dat de gemeente zich aan de communicatiemaatregel genoodzaakt zag door een patroon van onheuse bejegening, claimgedrag en onsamenhangende verzoeken.

Voor deze procedure zijn deze kwalificaties niet relevant: de gemeente heeft zich voor de rechtvaardiging van haar maatregel beroepen op de frequentie van de contacten, niet op de inhoud daarvan.

Voor het overige oordeelt het hof dat het de gemeente vrij stond om haar standpunt mee te delen; daarbij heeft zij naar het oordeel van het hof geen onnodig grievende bewoordingen gebruikt. Ook een gemeente heeft dus vrijheid van meningsuiting!

Deze uitspraak geeft een mooi praktijkvoorbeeld dat en hoe de beperking van communicatie met lastige burgers kan worden gestroomlijnd. In de Parlementaire Geschiedenis van de totstandkoming van de Algemene wet bestuursrecht is al opgemerkt dat de rechtsbetrekking tussen burger en overheid wederkerig is: ook een burger kan in het maatschappelijk verkeer jegens een overheid onzorgvuldig en dus onrechtmatig handelen, zodanig dat ter voorkoming van verdere schade een maatregel kan worden opgelegd.

Hof Den Bosch 23 december 2014, www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:GHSHE:2014:5488

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team