Blog

De gemeente Marum heeft in 2006 een exploitatieovereenkomst gesloten. De ontwikkelaar zal het exploitatiegebied bouw- en woonrijp maken. Nadat deze woonrijp zijn gemaakt en opgeleverd, wordt de openbare ruimte, voorzover eigendom van de ontwikkelaar, aan de gemeente overgedragen tegen een bedrag van € 1,-.

De gemeente Marum stelt in 2014 vast dat een gedeelte van het plangebied is bebouwd, maar een ander deel niet. Het andere deel zal worden geveild. Dat andere deel zal dus niet bouwrijp worden gemaakt en daarom vordert de gemeente in kort geding overdracht van de openbare ruimte.

De voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de grond niet woonrijp is gemaakt en dat onvoldoende gebleken is dat de verplichtingen uit de overeenkomst niet door de ontwikkelaar zullen kunnen worden nagekomen: het executoriaal beslag staat daaraan voorlopig niet in de weg; de zaak was wel geveild, maar er was niet tot gunning overgegaan. Tot zover is er geen grond voor toewijzing van de vordering.

De gemeente heeft zich verder beroepen op onvoorziene omstandigheden: de overeenkomst was twee á driejaar voor het uitbreken van de crisis gesloten. Het idee was dat het plangebied binnen twee, drie jaar zou worden ontwikkeld, maar in feite is acht jaar na dato slechts de helft van het plangebied verkocht. De meeste bewoners van het wel bebouwde gedeelte leven al meer dan vijf jaar in een woonomgeving zonder deugdelijke openbare voorzieningen zoals straatverlichting, trottoirs, afwatering en dergelijke. De ontwikkelaar voert aan dat hij niet hoeft te leveren: hij had nog niet woonrijp gemaakt c.q. hoeven maken.

Geoordeeld wordt dat de financieel-economische crisis onvoorzien was. De gemeente heeft een zorgplicht voor de bewoners. De gemeente is wegens de gevaarzettende situatie ook reeds formeel aangesproken door de bewoners ter plaatse. De ontwikkelaar heeft weliswaar een gedeelte van de tot openbare ruimte bestemde grond zelf nodig als bouwstraat voor toekomstig bouwverkeer, maar de overdracht van de grond staat aan dergelijk gebruik als bouwstraat niet in de weg. Daarom wordt de vordering tot levering van de ‘openbare ruimte’ toegewezen.

Van onze kant merken wij op dat, zo lang de eigenaar de grond nog niet daadwerkelijk voor openbaar gebruik heeft bestemd en de gemeente daaraan haar medewerking nog niet heeft verleend, de grond formeel nog niet openbaar is. Wij plaatsen er een vraagteken bij of de gemeente een zorgplicht heeft ten aanzien van burgers die zich bewegen in grond die weliswaar openbaar moet gaan worden, maar dat kennelijk nog niet is. Dat neemt niet weg dat het resultaat dat hier door de uitspraak wordt bereikt, goed te billijken valt.

Rb. Noord-Nederland 4 april 2014, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBNNE:2014:1754

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team