Nieuwsbrief voor overheden

De Omgevingsdienst houdt permanent cameratoezicht op de fabriek van Tata Steel in Ijmuiden om toezicht te houden op de uitstoot van schadelijke stoffen. Tata Steel heeft zich daarop samen met 120 medewerkers tot de burgerlijke rechter gewend en in kort geding gevorderd dat de omgevingsdienst het cameratoezicht zou staken. Dit omdat het een inbreuk zou vormen op de privacy van de werknemers van Tata Steel en een wettelijke grondslag daarvoor ontbreekt.

De omgevingsdienst heeft in reactie op de vorderingen aangegeven dat de instellingen van de gebruikte camera dusdanig zijn dat identificatie van medewerkers op grond van de beelden niet mogelijk is. Er wordt onder meer gebruik gemaakt van een zogenoemde privacy-mask. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het inderdaad niet aannemelijk is dat personen herkend zullen worden door degenen die de beelden bekijken.

De omgevingsdienst heeft verder aangevoerd dat een toereikende wettelijke grondslag voor het cameratoezicht te vinden is in artikel 5:18 van de Awb. Daarin is – voor zover hier relevant – opgenomen dat een toezichthouder bevoegd is om zaken te onderzoeken, aan opneming te onderwerpen en daarvan monsters te nemen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat toezicht in de zin van de Awb – anders dan Tata Steel heeft betoogd en onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad van 1895 – een continu proces kan zijn. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter overwogen dat in de rechtspraak steun is te vinden voor de gedachte dat de in artikel 5:13 Awb opgenomen evenredigheidstoets kan inhouden dat titel 5.2 van de Awb in een concreet geval een toereikende grondslag biedt voor een bevoegdheidsuitoefening die inbreuk maakt op de privacy. Dat mag als dat, zoals artikel 5:13 Awb voorschrijft, redelijkerwijs nodig is. Aan de hand van het doel en de srrekking van de regeling zal volgens de rechtbank beoordeeld moeten worden of het gebruik van technologie past in het stelsel van de wet en de daarin opgenomen bevoegdheidsuitoefening. Omdat fysiek toezicht is toegestaan, kan de voorzieningenrechter niet inzien waarom cameratoezicht dat niet zou zijn.

Anders dan Tata Steel meent de voorzieningenrechter dat niet op de persoon gericht cameratoezicht geen bijzondere wettelijke grondslag vereist. Daarbij verwijst de voorzieningenrechter naar een uitspraak van de Afdeling van 21 februari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:590). 

De voorzieningenrechter heeft, na nadere toetsing aan de richtsnoeren uit de AVG en het evenredigheidsbeginsel, de vorderingen van Tata Steel afgewezen. 

Opvallend is dat de voorzieningenrechter blijkens rechtsoverweging 5.37 van de uitspraak met Tata Steel en haar werknemers van mening was dat de manier waarop de omgevingsdienst het cameratoezicht heeft ingeregeld verbetering behoeft. Het is niet uit te sluiten dat werknemers worden herkend. Desondanks heeft de voorzieningenrechter geen verbeteringen van het proces voorgeschreven, omdat hij verwacht dat de omgevingsdienst deze zelf wel zal doorvoeren, Tata Steel dergelijke verbeteringen niet heeft gevorderd en de kans op privacy-inbreuken hoe dan ook te klein is om een verbod in kort geding te rechtvaardigen.

Anders dan de Afdeling in de uitspraak van 21 februari 2018 is de voorzieningenrechter niet ingegaan op de vraag of er een redelijke verwachting van een persoon mag zijn dat zijn privéleven op de plaats waar het cameratoezicht gehouden wordt in het geding is. In de publieke ruimte mag die verwachting er zijn, maar geldt dat ook voor de werkplek?

Rechtbank Noord-Holland 26 april 2023, www.rechtspraak.nl; ECLI:NL:RBNHO:2023:3821

Door Ad Schreijenberg

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team