Nieuwsbrief voor overheden

De gemeente Breda had in 2015 besloten om gronden uit te geven ten behoeve van een integrale ontwikkeling met de naastgelegen locaties. De naastgelegen locaties bestaan uit de tuin van een woonzorgcentrum en een kringlooplocatie.

In de jaren die daarop volgde is (onder meer) de eigenaar van het naastgelegen woonzorgcentrum in gesprek gegaan met de gemeente Breda om de ontwikkeling op zich te nemen. Daarnaast is de eigenaar van het woonzorgcentrum in gesprek gegaan met eigenaren van omliggende locaties om deze percelen eveneens in de ontwikkeling te betrekken. De eigenaar van het woonzorgcentrum sloot onder meer een intentieovereenkomst met de eigenaar van de kringlooplocatie op grond waarvan zij hun voornemen bevestigden om hun locaties te betrekken in de integrale ontwikkeling.

De eigenaar van het woonzorgcentrum is daarnaast in gesprek gegaan met de eigenaar van een ander naastgelegen perceel om het betreffende perceel in de integrale ontwikkeling te betrekken. Dit gesprek is op niets uitgelopen. 

De eigenaar van het woonzorgcentrum heeft uiteindelijk in mei 2020 een initiatiefplan ingediend bij de gemeente. De gemeente heeft het plan getoetst en de ontwikkelvisie van de eigenaar goedgekeurd. De eigenaar van het woonzorgcentrum en de eigenaar van de kringlooplocatie sloten vervolgens een koopovereenkomst op grond waarvan de kringlooplocatie ter uitvoering van de ontwikkeling werd verkocht aan de eigenaar van het woonzorgcentrum. 

In juni 2023 en juli 2023 sloot de gemeente Breda met de eigenaar van het woonzorgcentrum een anterieure overeenkomst en publiceerde de gemeente het voornemen tot (ver)koop in het kader van het Didam-arrest. 

De eigenaar van het naastgelegen perceel waarmee de onderhandelingen op niets zijn uitgelopen, was het niet eens met de voorgenomen verkoop. De eigenaar is daarom een kort geding procedure gestart om de voorgenomen verkoop tegen te gaan. 

De gemeente Breda betwiste echter dat de betreffende eigenaar een (serieuze) gegadigde is. 

De voorzieningenrechter van de Rechtbank Breda stelt voorop ‘dat aan de stelplicht van de vraag of iemand gegadigde is geen hoge eisen mogen worden gesteld. Wel moet duidelijk zijn dat de eisende partij als een reële gegadigde kan worden aangemerkt. Dat dient de eisende partij voldoende aannemelijk te maken’. Volgens de voorzieningenrechter heeft de betreffende eigenaar van het naastgelegen perceel dit onvoldoende aannemelijk gemaakt. De betreffende eigenaar heeft immers verklaard de ontwikkeling niet zelf te willen doen. Evenmin heeft de eigenaar voldoende gesteld dat zij wil samenwerken met een andere partij voor de ontwikkeling. Een gemotiveerde verklaring van een andere partij ontbreekt immers; evenals een ontwerp- en financieel plan met de andere partij. 

De voorzieningenrechter oordeelde dat de betreffende eigenaar onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt een potentiële gegadigde te zijn. De vorderingen van de eigenaar werden dus afgewezen. 

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17 oktober 2023, www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:RBZWB:2023:7144 

Door Dorrith Bennaars
 

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team