Nieuwsbrief voor overheden
De zaak die voorligt gaat over de vraag wie aanspraak heeft op de eigendom van de grond van een voormalige school voor bijzonder onderwijs. Voor die situatie is in artikel 110 van de WPO bepaald dat de gemeente de eigendom van het schoolgebouw en het betreffende terrein verkrijgt. Dit zogenoemde “economische claimrecht” bewerkstelligt dat gemeenten worden beschermd tegen de vervreemding van schoolgebouwen door particuliere scholen waarin de gemeente al die jaren heeft geïnvesteerd. Het economisch claimrecht geldt niet voor zogeheten ‘oude eigendomsscholen’. Volgens artikel 205 van de Lager-onderwijswet 1920, een voorganger van de WPO, is sprake van een ‘oude eigendomsschool’ bij (i) een terrein of gebouw van een bijzondere lagere school die (ii) eigendom van het schoolbestuur is, en (iii) op 1 januari 1921 in gebruik of in aanbouw was.
De school in deze zaak is opgericht in 1888 op grond in bruikleen van een voorvader van eisers. In 1921 hebben twee erfgenamen van deze voorvader de grond geschonken aan de school. Vervolgens is in 1947 vastgelegd dat de school de grond om niet zou teruggeven aan de erfgenamen of hun rechtverkrijgenden als de school zou ophouden te bestaan. De school heeft haar deuren eind 2015 gesloten, en heeft het schoolgebouw en de grond in verband hiermee op grond van artikel 110 WPO overgedragen aan de gemeente. Wanneer eisers hiervan op de hoogte raken spreken zij zowel de gemeente als de scholengroep aan. Deze gedaagden voeren het verweer dat geen sprake is van een ‘oude eigendomsschool’, en krijgen hierin van de rechtbank en het hof gelijk. Volgens het hof is van een dergelijke school slechts sprake als de school voor 1 januari 1921 de eigendom van het gebouw of terrein had. De Procureur-Generaal is, op basis van een nauwkeurig onderzoek van de wetsgeschiedenis, evenwel van mening dat het vervreemdingsverbod van artikel 106 WPO en het daaraan gekoppelde economische claimrecht van artikel 110 WPO uitsluitend gelden voor gebouwen en terreinen die geheel door de overheid zijn bekostigd en dus niet ook voor gebouwen en terreinen waarvoor dat niet geldt. De Procureur-Generaal is van mening dat voor ‘oude eigendomsscholen’ niet als eis wordt gesteld dat deze vóór 1 januari 1921 eigendom van het schoolbestuur waren, ook al wekt artikel 110 WPO een andere indruk. Zoals gezegd wijt de Procureur-Generaal dit aan een “enigszins ongelukkige” redactie van deze bepaling.
Het schoolgebouw in deze zaak is niet geheel door de gemeente bekostigd, en eisers kunnen dus hoop putten uit de conclusie van de Procureur-Generaal op een voor hen gunstig arrest van de Hoge Raad.
Conclusie Procureur-Generaal 7 oktober 2022, www.rechtspraak.nl; ECLI:NL:PHR:2022:898
Door Bas de Moor