Nieuwsbrief voor overheden
In artikel 2:79 van de APV van Beekdalen is – kort gezegd - opgenomen dat degene die een woning gebruikt er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt. De burgemeester is bevoegd om bij overtreding van deze zorgplicht handhavend op te treden. Die bevoegdheid bestaat op grond van artikel 151d van de Gemeentewet (Wet aanpak woonoverlast).
Bewoners van vier nabij elkaar gelegen woningen deden over en weer overlastmeldingen bij de gemeente en hadden op enig moment ook een handgemeen. De burgemeester stuurde daarop aan alle buren een waarschuwingsbrief. Eén van de buren heeft daarna op enig moment een betonnen paaltje op een pad geplaatst waardoor de andere buren niet goed meer met hun tractoren over het pad konden. De burgemeester heeft daarop aan deze bewoners (en niet aan de bewoners van de andere drie adressen) een gedragsaanwijzing opgelegd.
De voorzieningenrechter volgt het standpunt van de burgemeester dat door het plaatsen van het paaltje en geen gehoor te geven aan een oproep om het paaltje te verwijderen sprake is geweest van treitergedrag niet. Uit foto’s bleek dat het paaltje er al stond voordat de waarschuwingsbrief werd ontvangen. Treitergedrag van na de datum van die brief is door de burgemeester niet onderbouwd. De voorzieningenrechter twijfelt dan ook aan de bevoegdheid van de burgemeester, omdat hiermee de voor het opleggen van een gedragsaanwijzing vereiste ernstige en herhaaldelijke hinder niet is komen vast te staan.
De voorzieningenrechter wijst er verder in zijn voorlopig oordeel op dat een last, zoals deze gedragsaanwijzing, duidelijk en concreet moet worden geformuleerd zodat de overtreder precies weet wat er moet worden gedaan om de overtreding te beëindigen (zie in dit verband ook de in deze nieuwsbrief besproken uitspraak van de Afdeling van 5 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:436). In dit geval is dat volgens de voorzieningenrechter niet zo. De overlastgever werd namelijk gelast om “op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met de buren” te hebben. Omdat het gaat om mensen die in de directe woonomgeving van de overtreder leven is meer duidelijkheid vereist. Contact vermijden, zeker indirect contact, is dan vrijwel onmogelijk.
De zogenoemde Wet aanpak woonoverlast voorziet kennelijk in een behoefte en er is steeds meer rechtspraak over. Vaak blijkt het formuleren van een passende gedragsaanwijzing, zoals ook deze uitspraak weer laat zien, wel een uitdaging.
Vzr. Rechtbank Limburg 5 februari 2025, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBLIM:2025:937