Nieuwsbrief voor overheden

De gemeente Rotterdam is eigenaar van een fortterrein, waarop onder meer het kustverdedigingsfort Fort 1881staat. Het fortterrein (inclusief fort) heeft de gemeente in erfpacht uitgegeven aan een vastgoedbedrijf. Op 12 februari 2019 heeft het college van B&W van de gemeente Rotterdam besloten om het naastgelegen terrein, inclusief gebouwen, te kopen van het Rijksvastgoedbedrijf en in erfpacht uit te geven aan de erfpachter van het fortterrein. Het doorleveren in erfpacht zou gebeuren op het moment dat de erfpachter van het fortterrein de benodigde omgevingsvergunning heeft verkregen. 

Op 12 september 2019 heeft de gemeente conform het Didam-arrest haar voornemen gepubliceerd om het naastgelegen terrein in erfpacht uit te geven aan de huidige erfpachter van het fortterrein. Volgens de gemeente Rotterdam zou de huidige erfpachter van het fortterrein kwalificeren als enige serieuze gegadigde. De motivering die de gemeente Rotterdam hierbij heeft gegeven luidt – kort gezegd- dat: 

1.    de gemeente op 12 februari 2019 het naastgelegen terrein reeds aan de huidige erfpachter heeft toegezegd; en
2.    het fort en het naastgelegen terrein uit historische en ruimtelijke overwegingen (weer) worden samengevoegd. De gemeente wil het behoud van de functionele eenheid tussen het fort en het naastgelegen terrein stimuleren. Dit is volgens de gemeente slechts mogelijk indien met de huidige erfpachter van het fortterrein één erfpachtovereenkomst wordt gesloten. Enkel de huidige erfpachter van het fortterrein kan het fortterrein en het naastgelegen terrein gezamenlijk exploiteren en de museale waarde in zijn geheel in standhouden. 

Eiser was het niet eens met het voornemen en de motivering van de gemeente Rotterdam tot uitgifte van erfpacht. Eiser is daarop een kort geding procedure gestart. 

De voorzieningenrechter kan zich niet vinden in de motivering van de gemeente Rotterdam. Allereerst heeft de gemeente niet voldoende duidelijk gemaakt dat op 12 februari 2019 is toegezegd dat de gronden in erfpacht worden uitgegeven aan de huidige erfpachter van het fortterrein. Op voornoemde datum heeft de gemeente immers slechts een besluit genomen, maar nog geen afdwingbare afspraken gemaakt. Daarnaast kan de voorzieningenrechter niet inzien waarom de functionele eenheid tussen het fortterrein en het naastgelegen terrein slechts gewaarborgd zou kunnen worden door middel van één exploitant. Volgens de voorzieningenrechter is een selectieprocedure (conform het Didam-arrest) een goed middel om de door de gemeente gestelde eisen ten behoeve van het behoud van de functionele eenheid in kaart te brengen. Via deze weg kan een (tweede) exploitant gevonden worden, waarmee samen met de huidige erfpachter van het fortterrein de functionele eenheid met het naastgelegen terrein kan worden gewaarborgd. 

Ten slotte heeft de voorzieningenrechter een belangenafweging gemaakt. Uit deze belangenafweging kwam naar voren dat de gemeente Rotterdam geen spoedeisend belang heeft bij de uitgifte van erfpacht van het naastgelegen terrein. Om het naastgelegen terrein in erfpacht te kunnen uitgeven, dient immers eerst een omgevingsvergunning te worden verleend. Het belang van eiser – en eventuele andere gegadigden – om te kunnen meedingen met het voornemen tot uitgifte van erfpacht weegt aldus zwaarder volgens de voorzieningenrechter. 

Vzr. Rechtbank Rotterdam, 19 december 2022, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBROT:2022:11310

Door Dorrith Bennaars

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team