Nieuwsbrief voor overheden
Op 25 januari 2024, en dus na inwerkingtreding van de Omgevingswet, heeft het college van B&W van de gemeente Heerenveen een last onder dwangsom opgelegd wegens de overtreding van artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo. Er vond in strijd met het bestemmingsplan kamergewijze verhuur plaats.
In artikel 4.3 lid 1 aanhef en onder a van de Invoeringswet Omgevingswet is bepaald dat als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet een aanvraag om een besluit is ingediend en tegen dat besluit beroep openstaat het oude recht van toepassing blijft tot het besluit onherroepelijk wordt.
Op 2 oktober 2023 was kennelijk een handhavingsverzoek ingediend. Dat blijkt echter niet uit het besluit tot oplegging van de last onder dwangsom van 25 januari 2024. Ook blijkt uit het besluit niet dat het college daarmee de intentie heeft gehad om te beslissen op het handhavingsverzoek of daadwerkelijk daarop heeft beslist. Er is zelfs uitsluitend verwezen naar rapportages van toezichthouders.
De voorzieningenrechter was er gelet op het voorgaande niet van overtuigd dat er in dit geval sprake was van een besluit op een aanvraag die op grond van het in artikel 4.3 lid 1 onder a van de Invoeringswet Omgevingswet neergelegde overgangsrecht nog afgedaan moest worden op grond van de Wabo. De voorzieningenrechter heeft het college dan ook meegegeven in de bezwaarfase aandacht te besteden aan de vraag of het besluit gebaseerd is op de juiste wettelijke grondslag.
Als we aandacht besteden aan die vraag, lijkt het echter niet uit te maken of ambtshalve of op verzoek werd gehandhaafd. In artikel 4.5 van Invoeringswet Omgevingswet is immers bepaald dat als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet voor een ambtshalve te nemen besluit toepassing is gegeven aan artikel 4:8 van de Awb het oude recht van toepassing blijft tot het besluit onherroepelijk wordt. Uit rechtsoverwegingen 1.5 en 1.6 van de uitspraak van de voorzieningenrechter blijkt dat in dit geval toepassing werd gegeven aan artikel 4:8 van de Awb door voorafgaand aan het handhavingsbesluit om een zienswijze te vragen. Ook in dat geval is op grond van artikel 4.5 van de Invoeringswet Omgevingswet dus het oude recht van toepassing.
Maar heeft de wetgever dat ook beoogd? Dat lijkt niet zo te zijn. In de memorie van toelichting bij de Invoeringswet Omgevingswet wordt ten aanzien van artikel 4.23 van de Invoeringswet Omgevingswet, waarin het specifieke overgangsrecht met betrekking tot bestuurlijke sanctiebesluiten is geregeld, overwogen dat in gevallen waar voor 1 januari 2024 alleen een voornemen werd geuit (lees: artikel 4:8 Awb werd toegepast) en pas na 1 januari 2024 werd besloten dat het nieuwe recht van toepassing is (Kamerstukken II, 2017–18, 34 986, nr. 3, p. 493):
“Is voor inwerkingtreding van de Omgevingswet alleen een schriftelijk voornemen daartoe geuit, dan kan het sanctiebesluit met toepassing van de nieuwe wettelijke regeling worden opgelegd (uiteraard alleen voor zover na inwerkingtreding van de stelselherziening nog steeds sprake is van een overtreding).”
Hoe de bestuursrechter hier in de praktijk mee om zal gaan is lastig te voorspellen, maar in beginsel geldt de wettekst. Daardoor is het oude recht mogelijk vaker nog van toepassing dan de wetgever kennelijk heeft beoogd.
Vzr. rechtbank Noord-Nederland 12 maart 2024, www.rechtspraak.nl; ECLI:NL:RBNNE:2024:1053