Nieuwsbrief voor overheden

In deze zaak constateerde het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem overtredingen van de Woningwet en het Bouwbesluit op een perceel in Oude Wetering. Het onbewoonde pand was in slechte staat en vormde een risico voor gezondheid en veiligheid. Het college legde een last onder dwangsom op van €75.000,- ineens indien appellant niet alle overtredingen van de Woningwet en het Bouwbesluit ongedaan zou maken. 

Na controle bleek dat niet tijdig aan alle in de last genoemde herstelmaatregelen was voldaan. De perceeleigenaar voerde in hoger beroep aan dat hij grotendeels aan de last had voldaan en dat de resterende overtredingen de verbeurte van de hoge dwangsom niet konden rechtvaardigden. Hij stelde dat het college onevenredig handelde door alsnog de volledige dwangsom te innen, gezien de reeds getroffen herstelmaatregelen en de lopende herstelmaatregelen.

De Afdeling komt tot de slotsom dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de dwangsom is verbeurd, aangezien niet volledig aan de lastgeving was voldaan. Hoewel de opgestelde inspectierapporten onvoldoende grondslag boden voor overtredingen van bepaalde artikelen, was er na afloop van de begunstigingstermijn nog steeds sprake van overtredingen van de Woningwet. 

Ten aanzien van de stelling van de perceeleigenaar over de onevenredigheid van de last onder dwangsom, oordeelde de Afdeling dat dit onvoldoende is voor vermindering of het afzien van invordering. Volgens de Afdeling moet er veel gewicht worden toegekend aan de invordering om het gezag van de handhaving te waarborgen, waarbij alleen in bijzondere omstandigheden van kan worden afgezien. Nu de perceeleigenaar niet heeft aangetoond dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de invordering niet geheel of gedeeltelijk achterwege kon worden gelaten.

ABRvS 28 april 2024, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2024:846
 

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team