Nieuwsbrief voor overheden
De APV van veel gemeenten kent een bepaling die drugsdealen in de openbare ruimte verbiedt. In de gemeente Westland is deze APV-bepaling als volgt geformuleerd:
“Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.”
Deze formulering doet denken aan de eveneens populaire APV-bepaling die een verbod om inbrekerswerktuigen mee te voeren inhoudt. We weten daarover dat de Afdeling bij de handhaving van dat verbod geen hoge eisen stelt aan het element “openbare plaats”. Wanneer iemand op een niet-openbare plaats (zoals in een busje of in een slooppand) aangetroffen wordt met inbrekerswerktuigen, moet het ervoor gehouden worden dat diegene daar via de openbare weg gekomen is en het verbod dus heeft overtreden. Dat zal bij de handhaving van het verbod om te dealen niet anders zijn.
De Afdeling stelt zich bij de beoordeling van besluiten ter handhaving van dat verbod wel streng op waar het gaat om het kennelijke doel om drugs te verhandelen. Dat bleek al uit uitspraken van 9 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:400) en 1 februari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:411) en wordt met een uitspraak van 21 mei 2025 nog eens bevestigd. Anders dan in de eerdergenoemde uitspraken heeft de Afdeling in deze uitspraak echter geoordeeld dat de in dit geval door de burgemeester van Westland aangedragen omstandigheden niet genoeg waren aan te nemen dat ‘het kennelijke doel’ om drugs te verhandelen aanwezig was.
Dat de man wegrende voor de politie, bij zijn aanhouding meer dan een handelshoeveelheid drugs bij zich bleek te hebben en bekendstaat als straatdealer zijn omstandigheden die een last onder dwangsom niet kunnen dragen. Waar voorbijgangers worden aangesproken of transacties worden waargenomen, ligt dat anders. Dat was hier niet het geval, dus de last onder dwangsom blijft bij de Afdeling niet in stand.
Het is wel ingewikkeld. Iemand die met 29,3 gram softdrugs, een handelshoeveelheid, wordt aangehouden op de openbare weg heeft die volgens de Afdeling niet per definitie bij zich met het kennelijke doel om ze te verhandelen, terwijl van iemand die op een niet-openbare plaats wordt aangetroffen met inbrekerswerktuigen wel moet worden aangenomen dat hij daarmee ook op een openbare plaats is geweest.
ABRvS 21 mei 2025, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2025:2297