Nieuwsbrief voor overheden

Aan een bouwer wordt een vergunning verleend voor het bouwen van een winkel met appartementen en een afzinkkelder. Tijdens de bouw gaat het mis: in het pand van de buren ontstaat ernstige scheurvorming. De buren sommeren de bouwer om de werkzaamheden stop te zetten, maar aan deze sommatie wordt geen gehoor gegeven. De gemeente wordt geïnformeerd en er worden afspraken gemaakt, inhoudend dat meting van de scheurvorming moet plaatsvinden en dat er direct nadat de kelder op diepte is, beton moet worden gestort tussen de kelderwand en de fundering. Nadat uit deformatiemetingen bleek dat het pand van de buren verder verzakte, heeft de gemeente spoedeisende bestuursdwang toegepast, o.a. inhoudende een bouwstop en ontruiming en verzegeling van het pand. Nadat maatregelen zijn getroffen, is de bouwstop opgeheven en is de kelder afgebouwd. De buurman vordert vergoeding van de schade. 

Rechtbank en hof wijzen de schadevordering af. Immers, het enkele feit dat het pand is beschadigd, betekent nog niet dat onrechtmatig is gehandeld. Daarvoor is ook vereist dat in strijd met de zorgvuldigheid is gehandeld. En, zo overweegt het hof, de bouwer heeft zijn werkzaamheden voldoende zorgvuldig voorbereid aan de hand van onder meer een bouwveiligheids- en een monitoringsplan. Bovendien was al 2 jaar van te voren aan de buurman gevraagd om actuele gegevens over de fundering en de belastbaarheid van het pand, maar die werden pas 2 jaar na het verzoek, toen de werkzaamheden al in volle gang waren, aan de bouwer getoond. Onder die omstandigheden kan de buurman de bouwer niet verwijten dat het funderingsonderzoek te beperkt is geweest. Van de buren als eigenaar van een oud pand met een hoge zettingsgevoeligheid, mag worden verwacht dat zij relevante informatie over het pand delen met de aanstaande bouwer, opdat die hiermee bij de voorbereiding en uitvoering van de werkzaamheden rekening kan houden. 

De buurman gaat in cassatie. De Hoge Raad overweegt dat inderdaad, de enkele zaakbeschadiging als zodanig nog niet betekent dat er onrechtmatig is gehandeld. Maar de Hoge Raad vervolgt dat aan de bouwwerkzaamheden een aanmerkelijk risico was verbonden dat aan het pand van de buren schade zou worden toegebracht, ook indien de maatregelen ter voorkoming van schade werden getroffen en de werkzaamheden zorgvuldig worden uitgevoerd. Nu dit risico zich heeft verwezenlijkt, kan de bouwer de schade niet zonder meer voor rekening van de buurman laten. Immers, het werk werd uitgevoerd in het belang van de bouwer en de schade behoort niet zonder meer tot hetgeen een buurman heeft te dulden als gevolg van bouwwerkzaamheden van een ander, mede omdat het op de weg lag van de bouwer om zich tegen aansprakelijkheid voor het toebrengen van schade te verzekeren. Het zorgvuldig uitvoeren van de werkzaamheden met het schadelijk gevolg voor het pand van de buurman, kan daarom een onrechtmatige daad opleveren die verplicht tot vergoeding van de schade die daarvan het gevolg is. 

Het is een opmerkelijke uitspraak, ook al om dat de Adviseur van de Hoge Raad, de Advocaat-Generaal mr. Hartlief, had geconcludeerd tot verwerping van het beroep in cassatie. In zijn advies is overwogen dat een risicoaansprakelijkheid, waartoe de Hoge Raad uiteindelijk heeft beslist, wel simpel is, omdat dit eenvoudiger is om toe te passen voor juristen omdat niet hoeft te worden vastgesteld of al dan niet zorgvuldig is gebouwd. Bovendien kan zo’n aansprakelijkheid er ook toe leiden, zoals ook een zorgvuldigheidsaansprakelijkheid, dat een bouwer uit zichzelf tracht om het optimale niveau van zorgvuldigheid te benaderen. 

Echter, hij stelt vast dat de wetgever daar structureel anders over denkt, niet alleen in Nederland maar ook elders. De wetgever heeft wel een risico aansprakelijkheid verbonden aan het verhoogde gevaar dat verbonden is aan het hebben van gevaarlijke stoffen of aan het bezitten van een dier, maar verder niet en een uitbreiding is toch een beslissing van de wetgever, aldus de Adviseur van de Hoge Raad. 

Hij geeft aan dat risicoaansprakelijkheid niet altijd ‘eerlijk’ uitpakt, omdat er immers nadelige gebeurtenissen zijn waaraan niemand daadwerkelijk schuld heeft. Bovendien kan het uit doelmatigheidsoogpunt ook wenselijk zijn dat de partij die schade lijdt actie onderneemt om schade te beperkten. Als er een risicoaansprakelijkheid zou bestaan, zou dat effect minder goed worden bereikt. Bovendien is het niet in alle gevallen reëel om aan te nemen dat degene die een activiteit verricht, voldoende zicht heeft op de waarschijnlijkheid van nadeel daarvan voor anderen en mogelijke aansprakelijkheid. 

Dat de Hoge Raad er toch anders over denkt, is een belangrijk signaal. Ook in eerdere uitspraken is naar voren gekomen dat het feit dat schade verzekerbaar is, invloed heeft op het al dan niet aannemen van aansprakelijkheid. 

Hoge Raad 12 januari 2024, www.rechtspraak.nl; ECLI:NL:HR:2024:17 
 

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team