Nieuwsbrief voor overheden
Een bedrijf met de lumineuze naam Aardbei Extra B.V. gaat met een ander bedrijf een samenwerking aan voor de ontwikkeling van een innovatief teeltgotensysteem. De samenwerkingspartner bestelt alvast materialen, waarna Aardbei Extra B.V. mede namens de partner een aanvraag voor subsidie indient bij het college van GS van Noord-Brabant. Hierna wordt de samenwerkingsovereenkomst getekend, worden de facturen voor de materialen betaald en worden deze materialen ook daadwerkelijk geleverd. Op de locatie van Aardbei worden de materialen met behulp van een mobiele stansmachine gestanst en geassembleerd. De subsidie wordt aan Aardbei en haar partner verleend, maar wordt na een controle weer ingetrokken op de grond dat de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid (artikel 4:48 lid aanhef en onder c. Awb).
In de subsidieregeling was bepaald dat de subsidie zou worden geweigerd als met de uitvoering van de activiteit al was gestart voordat de aanvraag om subsidie is ingediend. In dat geval ontbeert de subsidie namelijk een stimulerend effect. Maar in dezelfde bepaling uit de subsidieregeling staat ook dat voorbereidingshandelingen van dit uitgangspunt zijn uitgezonderd.
Aardbei voert aan dat niet zij de bestelling heeft geplaatst, maar haar partner. Ook is de offerte voor de materialen nooit van een handtekening voorzien. Aan beide gaat de Afdeling voorbij, nu Aardbei penvoerder was voor de subsidie en beide bedrijven als begunstigden gezamenlijk verantwoordelijk waren voor de naleving van de bepalingen uit de subsidieregeling. Het ontbreken van de handtekening acht de Afdeling niet doorslaggevend omdat de leverancier heeft verklaard dat het wel vaker voorkomt dat een opdrachtbevestiging niet wordt ondertekend. Het viel ook niet te betwisten dat de leverancier de order voor de materialen ook zonder die handtekening in behandeling had genomen. De materialen zijn immers geleverd.
Vervolgens komt de Afdeling toe aan het springende punt in deze zaak, en gaat daar eigenlijk nogal gemakkelijk aan voorbij. Want is het doen van een bestelling voor materialen nu aan te merken als voorbereidingshandeling, en daarmee toegestaan vóór de aanvraag van de subsidie, of geldt zij als uitvoering van het project, en was deze dus niet toegestaan op grond van de subsidieregeling? De Afdeling is van oordeel dat de aangekochte materialen de kern vormen van het gesubsidieerde innovatieve project, en dat geldt dus kennelijk ook voor het doen van de bestelling voor die materialen. Er is hierbij van voorbereidingshandelingen geen sprake, aldus de Afdeling, en dus zijn de bepalingen van de Subsidieregeling overtreden.
Overtuigt deze redenering van verweerder, daarin gesteund door de rechtbank en nu ook de Afdeling, nu echt? Nou ja, daar valt natuurlijk over te discussiëren, want de aanspraak op een subsidie wordt pas gevestigd door de verlening ervan, en het stimulerende effect ervan treedt dus eigenlijk dan pas in. Maar goed, de Afdeling past de subsidieregeling toe en trekt deze lijn door bij de -inmiddels verplichte- toetsing van het genomen besluit aan het evenredigheidsbeginsel. De Afdeling is van oordeel dat de intrekking van de subsidie een geschikt en ook noodzakelijk instrument was om het doel van de subsidieregeling te bereiken en dat deze intrekking in de gegeven omstandigheden ook evenwichtig was. In dit verband weegt voor de Afdeling kennelijk zwaar mee dat de bewuste bepaling van de subsidieregeling rechtstreeks is afgeleid van artikel 6 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV). Het doel hiervan is te voorkomen dat subsidies op grond van de regeling onrechtmatig verstrekte staatssteun vormen. Uit het arrest van het Hof van Justitie van 5 maart 2019 (ECLI:EU:C:2019:172 onder 69) volgt volgens de Afdeling dat het college moest nagaan of de verstrekte subsidie geacht kon worden een stimulerend effect te hebben. Als niet is voldaan aan die voorwaarde, moet het college op eigen initiatief overgaan tot terugvordering van de volledige subsidie die het heeft toegekend (onder 93 en 95 van het arrest). De Afdeling is van oordeel dat het college dit belang bij intrekking zwaarder mocht laten wegen dan de nadelige gevolgen daarvan voor Aardbei. Aardbei loopt de subsidie -en daarmee de kers op de taart- helaas dus mis.
Raad van State 7 augustus 2024, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2024:3208.