Nieuwsbrief voor overheden
Vordering van politicus om zijn profiel terug te plaatsen op sociaal media platform toegewezen. Verwijderde berichten hoeven niet te worden teruggeplaatst. Zijn terecht als misinformatie aangemerkt, maar verwijderde profiel was onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen, omdat de beleidsrichtlijnen onvoldoende duidelijk waren over wat als misinformatie over Covid-19 kon worden aangemerkt.
Het LinkedIn-profiel van een (FvD-)kamerlid wordt door LinkedIn verwijderd omdat het kamerlid desinformatie zou verspreiden. Het kamerlid pikt het niet en stelt in kort geding een vordering in bij de rechtbank Noord-Holland.
LinkedIn stelt zich op het standpunt dat verwijdering gerechtvaardigd is, want dat is gebaseerd op de gebruikersovereenkomst. Het kamerlid heeft zich gebonden aan ‘beleidslijnen voor de professionele community’ en daarin staat dat geen valse of misleidende content mag worden geplaatst of gedeeld. De voorzieningenrechter vindt die strikt contractuele benadering te kort door de bocht. Immers, de vrijheid van meningsuiting is een fundamenteel recht in een vrije democratie. Dat is weliswaar een vrijheid tegenover de Staat en LinkedIn is een private partij; de vrijheid van meningsuiting kan dus niet zo maar tegenover LinkedIn worden ingeroepen. Het kamerlid voert daarom aan dat er een sterke band bestaat tussen de overheid en de private partij, LinkedIn, die zijn vrijheid beperkt. De voorzieningenrechter onderkent wel de juistheid van dit punt, maar overweegt dat hij zich er rekenschap van moet geven dat de vrijheid van meningsuiting concurreert met de grondrechten van LinkedIn, met name het recht van eigendom en de vrijheid van onderneming. Een en ander moet daarom tegen elkaar worden afgewogen. Er is ook komend recht zoals een Europese ‘Digital Services Act’ (DSA) waarin een en ander nader zal worden geregeld; die op stapel staande wetgeving is voor de voorzieningenrechter als toetsingskader van belang.
Relevant in dit verband is dat LinkedIn zich richt naar aansporingen die van de (Europese) overheid afkomstig zijn, zoals de oproep om meer te doen om desinformatie over Covid-19 van het platform te weren. Er is dus wel overheidsinvloed op Linkedin en dat maakt dat de vrijheid van meningsuiting in het geding is. Het gaat immers om een beperking van de uitingsvrijheid op instigatie van de overheid, van een door de overheid als onwenselijk beschouwd type informatie, namelijk schadelijke misinformatie over Covid-19. Dit, vanwege de impact die die communicatie via dat kanaal op de samenleving kan hebben. De voorzieningenrechter vindt het (door Linkedin overgenomen overheids-)beleid om desinformatie over Covid-19 te weren, in zijn algemeenheid wel redelijk.
Dat geldt ook voor de keuze van LinkedIn om zich bij de vraag wanneer er sprake is van schadelijke misinformatie, te verlaten op gezaghebbende overheidsinstanties als het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de World Health Organization (WHO). Die instellingen zijn immers onafhankelijk en werken niet op basis van een politiek gekleurde taakopdracht.
Maar anders dan andere grote platforms hebben gedaan, heeft LinkedIn haar beleid nauwelijks uitgeschreven. De voorzieningenrechter zoekt houvast in toekomstige Europese regelgeving hieromtrent, neergelegd in het concept voor de ‘Digital Services Act’. De rechter overweegt dat LinkedIn op grond van de vereiste zorgvuldigheid bij iedere verwijdering een motivering had moeten geven, zodanig dat het kamerlid uit de beslissing lering had kunnen trekken. Dat heeft LinkedIn echter niet gedaan. De voorzieningenrechter oordeelt dat een permanente blokkade waartoe LinkedIn was overgegaan, te ver ging. Er is immers geen helder beleid en er is niet of nauwelijks gecommuniceerd door LinkedIn.
De slotsom is dat het profiel van het kamerlid op LinkedIn moet worden teruggeplaatst, maar de door het kamerlid geplaatste berichten waarin desinformatie werd verspreid onder verwijzing naar standpunten van Forum voor Democratie, mochten wel permanent worden verwijderd.
Wij vinden dit een mooi vonnis, waarin helder wordt wat vrijheid van meningsuiting in de huidige moderne tijd precies inhoud.
Rb Noord-Holland 6 oktober 2021, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBNHO:2021:8539
Door Rikkert Hoekstra