Nieuwsbrief voor overheden

De Vereniging Dorpsbelangen Gasselternijveenschemond had bij de minister van Economische Zaken en Klimaat een verzoek ingediend om ten aanzien van een windturbinepark de normen voor slagschaduw, geluid en externe veiligheid te handhaven. De minister had samen met de minister van IenW voor dit windturbinepark eerder het inpassingsplan “Windpark De Drentse Monden en Oostermoer” vastgesteld.

In reactie op dit verzoek schreef de minister aan de vereniging dat de colleges van B en W van de gemeenten Borger-Odoorn en Aa en Hunze bevoegd gezag zijn als de windturbines worden gebouwd in strijd met de omgevingsvergunning en als, nadat de windturbines zijn gebouwd, niet wordt voldaan aan de wettelijke normen of vergunningvoorschriften. De minister stuurde het verzoek door aan de colleges van B en W.

De vereniging maakte bezwaar tegen dit besluit.

De minister verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. In zijn visie was zijn reactie op het handhavingsverzoek geen besluit, maar uitsluitend een informatieve mededeling.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de beslissing op bezwaar. Naar het oordeel van de rechtbank kwalificeerde de brief van de minister wel als een besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 Awb. Vervolgens oordeelde de rechtbank dat de minister in dit geval niet bevoegd was tot handhaving.

Tegen deze uitspraak stelden de vereniging en het college van B en W van de gemeente Aa en Hunze hoger beroep in.

De Afdeling oordeelde:

“Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (zie de uitspraken van 29 november 1996 in zaak nr. E03.94.1703 (AB 1997/66) en 30 maart 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP9590) moet een mededeling van een bestuursorgaan dat het in een bepaald geval niet bevoegd is het door verzoeker gewenste rechtsgevolg te bewerkstelligen in beginsel worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Een dergelijke mededeling houdt in ieder geval een oordeel in over de aanwezigheid en de reikwijdte van de door de aanvrager veronderstelde bevoegdheid. Indien echter aan het bestuursorgaan waaraan het verzoek is gericht, geen enkele bevoegdheid is toegekend in het kader van de uitvoering van de wettelijke regeling waarop het verzoek betrekking heeft en het ook geen bemoeienis heeft met de aan andere bestuursorganen opgedragen uitvoering en handhaving van deze wettelijke regeling, is geen sprake van een besluit.

Het voorgaande betekent dat schriftelijke reacties van bestuursorganen op verzoeken om aanwending van een bepaalde bestuursbevoegdheid, inhoudende dat die bevoegdheid niet bestaat of zich niet uitstrekt tot het voorgelegde geval, als besluit worden aangemerkt. Dit is slechts anders indien in het geheel geen bevoegdheid voorhanden is waarop inwilliging van een verzoek gebaseerd zou kunnen worden.”

In deze zaak oordeelde de Afdeling dat de uitzondering op de regel - dat een mededeling van een bestuursorgaan niet bevoegd is een besluit is – niet opging.

ABRvS 24 augustus 2022, www.rechtspraak.nl; ECLI:NL:RVS:2022:2469

Door: Jaap IJdema

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team