Nieuwsbrief voor overheden

De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid vaardigt in coronatijd een noodverordening uit. Daarin staat: “1. Het is verboden om contactberoepen uit te oefenen. 2. Dit verbod geldt niet voor zorgverleners die hun beroep uitoefenen, mits voor deze uitoefening een individuele medische indicatie bestaat en daarbij door de zorgverlener alle in verband met COVID-19 benodigde hygiënevereisten in acht worden genomen.”

De gemeente Beuningen stuurt de Tandartspraktijk Maas & Waal in maart 2020 een brief om haar te waarschuwen voor strafrechtelijke of bestuursrechtelijke handhaving indien deze praktijk spoedpatiënten blijft behandelen. De praktijk is vervolgens tot sluiting overgegaan. Maar de praktijk meent dat de gemeente de verordening onjuist heeft geïnterpreteerd zodat de waarschuwingsbrief ten onrechte is verstuurd en de praktijk zich ten onrechte genoodzaakt heeft gezien tot sluiting over te gaan.

De rechtbank Gelderland wijst de vordering af. In hoger beroep stelt het hof Arnhem-Leeuwarden vast dat in de brief is meegedeeld dat overtreding van de noodverordening strafbaar is en dat de voorzitter van de Veiligheidsregio bestuursrechtelijk kan optreden. Er zijn diverse controles door bijzondere opsporingsambtenaren van de gemeente danwel de politie in het vooruitzicht gesteld. Dit, op de grond dat de gemeente informatie heeft bereikt dat de praktijk de verordening overtreedt door het veelvuldig en regelmatig behandelen van patiënten die niet als spoedpatiënten zijn aan te merken. Deze brief gaat, aldus het hof, verder dan enkel informatieverstrekking; er wordt feitelijk handhaving in het vooruitzicht gesteld. Deze brief zet daarom aan tot sluiting van de praktijk voor niet-spoedpatiënten. Mede omdat de praktijk zich in een telefoongesprek daags voor de brief nog verzette tegen sluiting, neemt het hof aan dat de praktijk is gesloten n.a.v. deze brief. In principe is er daarmee causaal verband tussen de brief en de sluiting van de praktijk en het daarmee gepaard gaande omzetverlies.

Was de brief ook onrechtmatig? De gemeente voerde aan dat de brief was verstuurd aan het begin van de coronaperiode. In het begin bestond er, aldus de gemeente, onduidelijkheid over de te nemen maatregelen en hoe e.e.a. moest worden uitgelegd. Het hof overweegt dat op de gemeente de ongeschreven zorgvuldigheidsverplichting rustte om de praktijk op basis van een juiste interpretatie van de noodverordening te waarschuwen; daarmee wordt het verweer verworpen dat aan de gemeente geen verwijt te maken valt van een eventueel onjuiste interpretatie van de noodverordening; de juistheid van de interpretatie komt voor risico van de gemeente.

Het hof oordeelt echter dat de noodverordening een toereikende grondslag bood voor de interpretatie van de gemeente en dus voor het sturen van de waarschuwingsbrief. Onder meer had de Minister van Volksgezondheid kort voordien een brief gestuurd aan de Tweede Kamer waarin sprake was van een verbod van het uitoefenen van alle vormen van contactberoepen. In deze brief worden geen voorbeelden genoemd van zorg-gerelateerde beroepen, maar dat doet niet af aan het in deze kamerbrief ingenomen standpunt. Het verbod om contactberoepen uit te oefenen had een ruime strekking. Het geval van tandartsen is anders dan dat van huisartsen, want huisartsen konden ook op een afstand van 1,5 meter werken. Bovendien hadden de beroepsorganisaties van tandartsen ook reeds eerder in maart 2020 hun leden geadviseerd om hun praktijk behoudens spoedgevallen te sluiten; binnen de beroepsgroep van tandartsen bestond destijds geen consensus dat het verantwoord was om ook reguliere mondzorg te blijven verlenen. Tegen deze achtergrond getuigt het aansturen op de sluiting van de praktijk behoudens voor spoedgevallen niet van een onjuiste uitleg.

Premier Rutte had later, tijdens een persconferentie in april 2020 gezegd dat tandartsen en mondhygiënisten open konden, zeggend dat deze zichzelf gesloten zouden hebben. Die opmerking is niet een uitleg die de overheid bindt of waarop de praktijk jegens de gemeente een beroep kan doen. Ook doet niet terzake dat later voortschrijdend inzicht tot een minder ruim verbod op de uitoefening van contactberoepen heeft geleid. Op basis van dit voortschrijdend inzicht had de Minister van Volksgezondheid in december 2020 tandartsen uitgezonderd van een lijst van contactberoepen.

De praktijk doet verder beroep op het gelijkheidsbeginsel: de gemeente had enkel aan deze praktijk een dergelijke waarschuwingsbrief verstuurd. De gemeente voert daartegen aan dat zij ook met andere tandartsen telefonisch contact had opgenomen, dat iedere tandarts tot sluiting overging en dat alleen deze praktijk weigerde tot sluiting over te gaan (voor reguliere behandelingen), zodat enkel in haar geval een waarschuwingsbrief verzonden werd. Daardoor heeft de gemeente niet gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel.

Deze uitspraak bevestigt het uitgangspunt dat een door een gegeven wetsuitleg juist dient te zijn; dit geldt bij de afgifte van vergunningen en dus ook bij handhaving van een wettelijk verbod. Het is daarbij niet zó, dat aansprakelijkheid enkel kan worden aangenomen na vernietiging van een eventueel handhavingsbesluit. Met de waarschuwingsbrief beoogde de gemeente immers dat de tandartspraktijk voor niet-urgente gevallen tot sluiting over zou gaan.

Hof Arnhem-Leeuwarden, 1 oktober 2024, www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:GHARL:2024:6128.

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team