Nieuwsbrief voor overheden

Op grond van artikel 9.7 van de Jeugdwet en artikel 44 van de Gezondheidswet maakt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd bepaalde informatie omtrent het toezicht actief openbaar na een daartoe strekkend besluit van de minister van VWS. Hierbij geeft de wet aan welke gegevens wèl openbaar worden gemaakt, en welke niet. Het gaat dan onder meer om de zogenaamde inspectierapporten. 

In haar uitspraak van 2 september 2020 stelde de Afdeling voorop dat de wetgever het van belang heeft geacht dat informatie van de toezichthouder over de naleving en uitvoering van regelgeving openbaar wordt gemaakt. Uit de wetsgeschiedenis volgt volgens de Afdeling dat de toetsing door de bestuursrechter van een openbaarmakingsbesluit als dit slechts beperkt kan zijn tot de vraag of voor de vaststellingen van feitelijke aard in het rapport een voldoende feitelijke basis aanwezig is. De waardering van feiten en oordelen daarover maken geen deel uit van de door de bestuursrechter te verrichten toetsing, net zo min als conclusies die op die waarderingen en oordelen zijn gebaseerd. Een belangenafweging is niet aan de orde behoudens voor zover het gaat om persoonsgegevens die in het openbaarmakingsbesluit zijn vermeld. 
Het gaat er dus om of belanghebbende de vaststelling van de feiten in het inspectierapport heeft betwist. Eventuele tegenwerpingen zoals dat het inspectierapport een onvolledig beeld en slechts een momentopname schetst, dat er inmiddels een plan van aanpak ligt ter beëindiging van de overtreding en dat openbaarmaking leidt tot imagoschade, zien ofwel op een waardering van de feiten en oordelen daarover, ofwel de conclusie die daarop wordt gebaseerd ofwel op een weging van belangen. Zij staan niet in de weg aan openbaarmaking. 

In het Besluit openbaarmaking toezicht- en uitvoeringsgegevens Gezondheidswet en Jeugdwet, een AmvB op basis van de Jeugdwet en de Gezondheidswet, zijn de “uitkomsten van controle en onderzoek die ten grondslag worden gelegd aan besluiten tot het opleggen van een bestuurlijke boete” uitgezonderd van de openbaarmaking. Uit de Nota van Toelichting leidt de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant in zijn uitspraak van 8 februari 2024 (ECLI:NL:RBOBR:2024:410) af dat hierbij wordt gedoeld op boeterapporten. In de zaak die voorlag heeft de Minister verklaard dat een boetebesluit in voorbereiding is, maar dat daarvoor een apart boeterapport wordt opgesteld. In een uitspraak van 19 januari 2022 (gepubliceerd op 12 februari 2024, ECLI:NL:RBAMS:2022:187) had de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam al eens overwogen dat een boeterapport anders van inhoud is dan het inspectierapport, dat veel breder van opzet is en ook handelt over de naleving van andere verplichtingen. Hoewel de inhoud van het inspectierapport deels zal overeenkomen met een eventueel later op te stellen boeterapport, leidt dat er dus niet toe dat het inspectierapport uitgezonderd is van de openbaarmakingsverplichting, aldus de voorzieningenrechter in Amsterdam in die zaak. In de Amsterdamse zaak was overigens nog niet bekend of er een handhavingstraject zou volgen, maar uit de recente zaak uit Oost-Brabant wordt duidelijk dat die omstandigheid er in de praktijk niet toe doet. Een inspectierapport valt niet onder de uitzondering, en wordt dus ‘gewoon’ openbaar gemaakt. Of er al is beslissing is gevallen over handhaving, of niet, maakt hierbij niet uit. 

Tenslotte blijft openbaarmaking volgens de wet ook achterwege indien de openbaarmaking in strijd is of zou kunnen komen met het doel van de wet in het kader waarvan de openbaarmaking plaatsvindt (artikel 9.8, negende lid, Jeugdwet en artikel 44a, negende lid, van de Gezondheidswet). Hier zal in de praktijk niet snel sprake van zijn, blijkens ook de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant. Openbaarmaking van een inspectierapport strookt naar het oordeel van de voorzieningenrechter juist met de doelstelling om de naleving van regelgeving te bevorderen, het publiek inzicht te geven in de wijze waarop het toezicht en de uitvoering worden ingericht en wat de resultaten van die verrichtingen zijn. Belanghebbende heeft geen bijzondere omstandheden gesteld die maken dat openbaarmaking achterwege dient te blijven. Zijn verzoek om de openbaarmaking op te schorten wordt afgewezen.

Voorzieningenrechter rechtbank Oost-Brabant 8 februari 2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:410
 

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team