Nieuwsbrief voor overheden

Waar ging de originele Didam-kwestie ook alweer over? De gemeente Montferland had een Masterplan vastgesteld voor de ontwikkeling van het centrumgebied. In het centrumgebied stond onder meer een gemeentehuislocatie die in de ontwikkeling betrokken zou worden. Op de gemeentehuislocatie zou een supermarkt worden gevestigd. De gemeente onderhandelde exclusief met Groenstaete over de realisatie van het Masterplan, en Groenstaete verwierf verschillende gronden binnen het centrumgebied. In de tussentijd berichtte Didam Have c.s de gemeente dat zij (ook) graag in aanmerking kwam voor de verplaatsing van haar Albert Heijn naar het centrumgebied. Dit werd geweigerd, omdat het de gemeentehuislocatie niet afzonderlijk te koop was, maar onderdeel uitmaakte van de totale ontwikkeling van het centrumgebied. Bovendien zag Groenstaete een samenwerking met Didam Have c.s. niet zitten. Didam Have c.s. heeft daarop een kort geding procedure gestart met de vordering dat de gemeente de gemeentehuislocatie niet mocht verkopen zonder openbare mededinging te bieden. Dit heeft geleid tot het welbekende Didam-arrest 
(Hoge Raad 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778). 

Onterecht geen mededinging geboden
In de bodemprocedure oordeelde het Gerechtshof allereerst dat de gemeente onterecht geen mededingingsruimte had geboden. De gemeente en Groenstaete waren het hier niet mee eens. Zij stelden dat Groenstaete als enige serieuze gegadigde moest worden aangemerkt, vanwege de grondpositie van Groenstaete binnen het plangebied en de contacten van Groenstaete met verschillende supermarkten. Slechts Groenstaete was in staat om het Masterplan op haar eigen kosten te realiseren. Het Gerechtshof kon zich niet vinden in deze motivering. De gemeente is in de totstandkomingsfase van het Masterplan exclusief in onderhandeling getreden met Groenstaete. Op dat moment was er geen sprake van een uitzonderingspositie van Groenstaete. Bovendien is een (opdracht)relatie met verschillende supermarkten onvoldoende om aan te nemen dat Groenstaete de enige serieuze gegadigde is voor de koop van de gemeentehuislocatie. De gemeente had Groenstaete immers niet de verplichting opgelegd om een full-service-supermarkt te vestigen binnen het centrumgebied. 

Het standpunt van de gemeente dat Groenstaete de enige geïnteresseerde zou zijn, werd eveneens door het Gerechtshof gepasseerd. Doordat de passende mate van openbaarheid niet door de gemeente in acht is genomen, is aan (onder meer) Didam Have c.s. de kans ontnomen om haar interesse te uiten en een passend plan te presenteren. 

Eerste gevolg: vernietigbaarheid
De gemeente en Groenstaete proberen zichzelf verder te verdedigen door aan te voeren dat het Didam-arrest als een verassende afwijking moet worden gezien van de geldende rechtsopvattingen. De gemeente had hierop niet bedacht kunnen zijn. Om die reden moet de koopovereenkomst (inclusief samenwerkingsovereenkomst) in stand worden gelaten, aldus de gemeente en Groenstaete. 

Het Gerechtshof volgt de gemeente en Groenstaete hierin niet in. Volgens het Gerechtshof was het voor de gemeente al jaren duidelijk dat Didam Have c.s. belangstelling had om haar supermarkt te verplaatsen naar het centrumgebied. Bovendien heeft Didam Have c.s. de gemeente hiervoor zelfs gesommeerd op basis van argumenten die overeenkomen met de regels uit het Didam-arrest. Toch heeft de gemeente ervoor gekozen om kort voor de kort-geding-procedure met Groenstaete een koopovereenkomst te sluiten. Met het oog op deze omstandigheden vernietigt het Gerechtshof de koopovereenkomst inclusief samenwerkingsovereenkomst op grond van artikel 3:40 lid 2 Burgerlijk Wetboek. Het Gerechtshof heeft voor deze sanctie aansluiting gezocht bij het aanbestedingsrecht, omdat de regels uit het Didam-arrest ook zijn afgeleid uit het aanbestedingsrecht. 

Tweede gevolg: onrechtmatig handelen
Tot slot oordeelt het Gerechtshof dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld richting Didam Have c.s. De grondslag hiervoor is dat de gemeente de koopovereenkomst heeft gesloten in strijd met het gelijkheidsbeginsel, en bovendien kort voor de kort-geding-procedure. Volgens het Gerechtshof dient de gemeente de schade van Didam c.s. (op te maken bij staat) te vergoeden. 

Kort en goed, biedt dit arrest een duidelijke uiteenzetting van de mogelijke gevolgen voor overeenkomsten die zijn gesloten in strijd met het Didam-arrest. Gelukkig – omwille van rechtszekerheid – heeft het Gerechtshof gekozen voor de sanctie van vernietigbaarheid, en niet voor de verstrekkende(rende) sanctie van nietigheid. 

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 4 april 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:2796

Door Dorrith Bennaars

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team