Nieuwsbrief voor overheden

Wanneer in een woning een handel hoeveelheid harddrugs wordt aangetroffen is de  burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet (Opw) in beginsel bevoegd om de woning te sluiten. Bij de beoordeling of de burgemeester dat ook in redelijkheid kon doen, beoordeelt de bestuursrechter de noodzaak en de evenredigheid van de sluiting. De voorzitter van de Afdeling heeft in deze zaak onder meer twijfels bij de rol van de woning bij drugshandel, en dus bij de noodzaak van de sluiting, en schorst het besluit.

De burgemeester van Oss heeft op 30 april 2020 bepaald dat een woning in Oijen voor drie maanden wordt gesloten, wegens het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs. De overtreders hebben rechtsmiddelen ingesteld tegen het besluit van de burgemeester en in de tussentijd werd de daadwerkelijke sluiting opgeschort.

In een verzoek om een voorlopige voorziening bij de voorzitter van de Afdeling hebben de overtreders verzocht om het besluit te schorsen omdat de sluiting volgens hen niet noodzakelijk en niet evenredig is. Ze betwisten de noodzaak omdat er geen signalen zijn dat de woning een rol speelde bij drugshandel en ze stellen dat de sluiting onevenredig is omdat zij geen vervangende woonruimte kunnen vinden.

De voorzitter heeft ten aanzien van beide omstandigheden overwogen dat niet buiten twijfel is dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld:
-    dat de burgemeester sluiting van de woning noodzakelijk mocht achten om de bekendheid van de woning als drugspand weg te nemen; en,
-    dat sluiting van de woning evenredig is.

De vraag of de woning een rol speelde bij drugshandel wordt door de voorzitter, in lijn met de overzichtsuitspraak van 28 augustus 2019, besproken in het licht van de vraag of de burgemeester in redelijkheid tot een sluiting kon overgaan. Overwogen wordt dat niet in geschil is dat de burgemeester, gelet op de aangetroffen hoeveelheden drugs, bevoegd was de woning te sluiten. Zoals ik in eerdere bijdragen heb aangegeven, kan de rol van de woning bij de drugshandel mijns inziens echter ook al een rol spelen bij de beoordeling van de bevoegdheid van de burgemeester.

In dit geval speelt dus geen bevoegdheidsgebrek, maar wellicht wel een motiveringsgebrek. Mogelijk lukt het de burgemeester in de bodemprocedure nog te motiveren waarom de sluiting in dit geval wel noodzakelijk en evenredig was. Zo niet, dan zal het besluit om de woning te sluiten naar verwachting in hoger beroep niet in stand blijven.

ABRvS 1 juni 2021, www.raadvanstate.nl: ECLI:NL:RVS:2021:1150

Door Ad Schreijenberg

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team