Nieuwsbrief voor overheden

De gemeente Rotterdam krijgt een aantal meldingen binnen over een vermoeden van belangenverstrengeling tussen een bepaalde persoon die geregeld optreedt als PGB-vertegenwoordiger enerzijds en een zorg aanbiedende stichting anderzijds. Haar zus is namelijk directeur van deze stichting. Verder komen er meldingen binnen waaruit blijkt dat getwijfeld moet worden aan de kwaliteit van betrokkene als cliënt-ondersteuner, onder meer omdat zij niet op de hoogte zou zijn van de feitelijke situatie van haar cliënten. Onduidelijk is of haar handelen in haar eigen belang is of in het belang van haar cliënten. Zij vertoont verder onprofessioneel gedrag als zij het niet eens is met beslissingen. Naar aanleiding van deze meldingen wordt informatie opgevraagd bij de FIOD en het blijkt dat betrokkene in totaal circa € 150.000,- van zorgaanbieders heeft ontvangen. Er wordt een financiële relatie geconstateerd tussen de PGB-vertegenwoordiger en in ieder geval 6 van de bij de gemeente bekende zorgaanbieders. Bij 19 cliënten is gebleken dat de PGB-vertegenwoordiger ten onrechte heeft verklaard dat zij geen financiële relatie heeft met de zorgaanbieder. Op PGB-plannen is ook ten onrechte verklaard dat deze volledig en naar waarheid zijn ingevuld. 

Naar aanleiding van e.e.a. wordt betrokkene uitgenodigd voor een gesprek. De gemeente deelt mee dat zij de uitkomst van het rechtmatigheidsonderzoek met haar wil bespreken. Ook haar advocaat wordt uitgenodigd. Er wordt een gespreksverslag opgesteld. 

De gemeente besluit om betrokkene voor 3 jaar uit te sluiten als PGB-vertegenwoordiger. Daar tegen komt zij tegenop in kort geding. 

De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam overweegt dat zij alleen kan ingrijpen, als de gemeente op het eerste gezicht in redelijkheid niet tot het besluit heeft kunnen komen. Dat kan het geval zijn als de procedure onzorgvuldig is, als de feiten onjuist zijn vastgesteld of als de conclusies die in het besluit worden getrokken, niet sluitend zijn. De voorzieningenrechter kan slechts ingrijpen indien er sprake is van in het oog springende onzorgvuldigheden, maar die worden niet geconstateerd. Daarom wordt de vordering van betrokkene afgewezen. 

Dit is een uitspraak waaruit goed blijkt dat en hoe in een dergelijk geval een onderzoek moet worden opgezet. 

Rechtbank Rotterdam 9 mei 2023, www.rechtspraak.nl; ECLI:NL:RBROT:2023:4852 

Door Rikkert Hoekstra

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team