Nieuwsbrief voor overheden

Het IJ is eigendom van de gemeente Amsterdam. Rederij Lovers bouwt een steiger in het IJ voor het Centraal Station. Vanaf 1983 wordt deze gebruikt als ligplaats voor een dekschuit. In 1992 heeft Rederij Lovers het loopdek van de steiger vernieuwd en op de steiger een hek geplaatst. In het bestemmingsplan ‘Stationseiland’ van 2013 is de steiger niet opgenomen. In de toelichting is gesteld dat Rederij Lovers rechthebbende is van deze steiger en dat deze sinds jaar en dag wordt gebruikt voor het aan- en afmeren van een aantal vaartuigen.

In 2018 heeft de gemeente aan Lovers de sloop van de steiger aangekondigd. Daarop heeft Lovers geantwoord dat zij daarvoor geen toestemming geeft. Er wordt uiteindelijk een vaststellingsovereenkomst gesloten. De gemeente sloopt de steiger van Lovers en bouwt een nieuwe terug. Lovers claimt dat de door haar terzake van de oude steiger verworven rechten zijn overgegaan op de nieuwe steiger en dat zij opstalgerechtigde is van deze steiger. De gemeente betwist dit en het komt tot een rechtszaak.

De rechtbank overweegt dat de gemeente Amsterdam van de oorspronkelijke steiger eigenares is geworden op het moment dat deze wordt gebouwd. Het IJ is immers eigendom van de gemeente (althans van de waterbodem; van het water in het IJ is de gemeente geen eigenares, want dat water kan vrij stromen en is daarmee een ‘res nullius’ die aan niemand toebehoort). Door natrekking heeft de gemeente de eigendom verworven van de door Lovers gebouwde steiger. Tot 1992 was de steiger openbaar toegankelijk, zowel vanaf de kade als vanaf het water. Tot dat moment was er geen sprake van een machtsuitoefening die eventueel als bezit zou kunnen worden aangemerkt.

Na 1992 werd de steiger niet meer gebruikt als op- of afstaplocatie voor de passagiers van Lovers, maar vooral als (nachtelijke) ligplaats voor een dekschuit, een catering ark en rondvaartboten. De rechtbank overweegt dat het niet gek is dat de gemeente Amsterdam vanwege dat gebruik met de plaatsing van het hek geen moeite had. De gemeente hoefde, aldus de rechtbank dat niet op te vatten als een daad van inbezitneming, dus een daad waarmee de eigendom van de steiger werd geclaimd, want deze daad kon enkel worden opgevat als een daad ter bescherming van de aan de steiger afgemeerde vaartuigen. Daarom is het plaatsen van het hek onvoldoende om aan te nemen dat Rederij Lovers het hek heeft geplaatst met het doel van inbezitneming van de steiger. Het hek geeft geen uiting aan een pretentie eigenaar van de steiger te zijn. Er is dus geen bezit pretentie van eigendom door een niet-eigenaar, en dus kan er van verjaring van het eigendomsrecht van de gemeente geen sprake zijn. De vordering wordt afgewezen.

Deze uitspraak illustreert fraai dat een hek niet altijd een pretentie van eigendom oplevert. Het gaat er maar om met welk kennelijk doel het hek is geplaatst. Ooit was er een advocaat van een wederpartij die meende op een foto allerlei eigendomsgrenzen te zien. Dat is niet juist; op een foto zijn immers enkel fysieke objecten waar te nemen. Een hek is niet altijd en zonder meer een uitdrukking van een (pretentie van een) eigendomsgrens.

Rechtbank Amsterdam 24 augustus 2022, www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:RBAMS:2022:5022

Door: Rikkert Hoekstra

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team