Nieuwsbrief voor overheden

Wabo

In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is in artikel 2.1 lid 1 onder a het verbod opgenomen om een bouwwerk te bouwen zonder omgevingsvergunning. In artikel 2.10 lid 1 van de Wabo is het zogenoemde limitatief-imperatieve toetsingskader opgenomen: hier zijn de gronden opgesomd op grond waarvan een omgevingsvergunning voor het bouwen geweigerd moet worden. Doet geen van de genoemde weigeringsgronden zich voor, dan moet de vergunning verleend worden. In artikel 2.1 lid 3 van de Wabo is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat dat verbod om zonder omgevingsvergunning een activiteit (zoals bouwen) te verrichten in sommige categorieën gevallen niet geldt. Die algemene maatregel van bestuur is het Besluit omgevingsrecht (Bor). In artikel 2.3 van het Bor is bepaald dat in de in bijlage II genoemde gevallen voor het bouwen geen omgevingsvergunning is vereist.

Omgevingswet

Artikel 5 lid 2 van de Omgevingswet (Ow) bepaalt dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten voor zover het gaat om een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geval. Wij merken op dat dat verschilt van de systematiek van de Wabo: het verbod geldt, anders dan nu, als dat bij amvb is bepaald en niet langer als er bij amvb is bepaald dat het verbod niet geldt.

Het begrip ‘bouwactiviteit’ wordt in bijlage A van de Ow gedefinieerd als een activiteit inhoudende het bouwen van een bouwwerk. Onder ‘bouwen’ wordt in diezelfde bijlage verstaan het “plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten”. Een bouwwerk is tot slot een “constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart”. De oplettende lezer signaleert dat dat neerkomt op de definitie uit de VNG model-bouwverordening, met een kleine toevoeging die we hier verder onbesproken laten.

In de artikelen 2.25 tot en met 2.27 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), de hiervoor bedoelde amvb, zijn de vergunningplichtige bouwactiviteiten aangewezen.  Artikel 2.25 Bbl wijst de vergunningplichtige bouwwerken met een dak aan en artikel 2.26 de vergunningplichtige bouwwerken zonder dak. 

Artikel 2.27 Bbk benoemt de uitzonderingen op de vergunningplicht die volgt uit de artikelen 2.25 en 2.26 Bbl. In het artikel is o.a. bepaald dat in afwijking van artikel 2.25 en 2.26 het verbod niet geldt voor bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 1 als bedoeld in artikel 2.17 Bbl. Dat zijn de bouwactiviteiten die onder de bouwmelding in de zin van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) vallen (hierover in een latere bijdrage meer).
Artikel 5.18 lid 1 Ow bepaalt dat bij amvb regels worden gesteld over het verlenen of weigeren van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 5.1.

Artikel 5.20 lid 1 Ow bepaalt dat voor een bouwactiviteit de regels, bedoeld in artikel 5.18, worden gesteld met het oog op:
a. het waarborgen van de veiligheid,
b. het beschermen van de gezondheid,
c. duurzaamheid en bruikbaarheid.

Deze beoordelingscriteria zijn beperkter dan de beoordelingscriteria van artikel 2.10 lid 1 Wabo. 

Artikel 2.26 van de Bruidsschat (onderdeel van het tijdelijke deel van het omgevingsplan in de zin van artikel 22.1 onder c Ow) bepaalt dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten en het te bouwen bouwwerk in stand te houden en te gebruiken. 

In bijlage 1 van de Ow wordt een omgevingsplanactiviteit gedefinieerd als een activiteit, inhoudende:
a. een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die niet in strijd is met het omgevingsplan,
b. een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die in strijd is met het omgevingsplan, of
c. een andere activiteit die in strijd is met het omgevingsplan; 

Het hiervoor opgenomen verbod van artikel 2.26 van de Bruidsschat om zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten en het te bouwen bouwwerk in stand te houden en te gebruiken is een activiteit als bedoeld onder a en is dus een omgevingsplanactiviteit.

Het is dus in voorkomende gevallen mogelijk dat voor een bouwactiviteit geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1 lid 2 sub a Ow vereist zal zijn, maar wel een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1 lid 1 sub a Ow.
 

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team