Blog

Het bevoegd gezag onder de Omgevingswet 

In onze eerste bijdrage van onze blogreeks over handhaving onder de Omgevingswet gingen we nog uit van inwerkingtreding op 1 juli 2022. Inmiddels is duidelijk dat de wet niet voor 1 januari 2023 in werking zal treden. In deze bijdrage gaan we in op wie vanaf die datum het bevoegd gezag voor handhaving zal zijn.

Bevoegd gezag is onder de Omgevingswet het bestuursorgaan dat een vergunningaanvraag behandelt, meldingen ontvangt en bevoegd is voor toezicht en handhaving. 

Het uitgangspunt van de Omgevingswet is dat één bestuursorgaan bevoegd is voor zowel vergunningverlening als handhaving om het voor de burger duidelijker en hiermee ook makkelijker te maken. 

De hoofdregel om vast te stellen wie bevoegd gezag is onder de Omgevingswet is neergelegd in artikel 2.3 lid 1 van de Omgevingswet: “de uitoefening van de taken en bevoegdheden van deze wet wordt overgelaten aan de bestuursorganen van een gemeente, tenzij daarover andere regels zijn gesteld”

Zoals in de eerste bijdrage van deze blogreeks uiteengezet is handhaving geregeld in hoofdstuk 18 van de Omgevingswet. Artikel 18.2 van de Omgevingswet regelt de toedeling van de handhavingstaak aan de verschillende bestuursorganen die zijn aangewezen als bevoegd gezag in de wet. 

Het college van B&W van de gemeente waar de activiteit plaatsvindt, is in de meeste gevallen bevoegd tot handhaving van omgevingsvergunningen. De handhavingsbevoegdheid van algemene rijksregels, zoals bedoeld in paragraaf 4.1.1 Omgevingswet, ligt ook bij het college, tenzij anders is bepaald bij algemene maatregel van bestuur (het Omgevingsbesluit). Op grond van artikel 13.1 van het Omgevingsbesluit kan de handhavingstaak ook aan een ander bestuursorgaan worden toebedeeld. Een voorbeeld hiervan is een zwemverbod op grond van artikel 2.38 Omgevingswet, waar Gedeputeerde Staten het bevoegde gezag zijn om te handhaven op grond van artikel 13.1 sub a onder 1 Omgevingsbesluit. De handhaving van het omgevingsplan ligt bijvoorbeeld wel primair bij B&W (artikel 4.8 Omgevingswet). 

Daarnaast zijn gedeputeerde Staten bevoegd tot handhaving van de omgevingsverordeningen en is het dagelijks bestuur van het waterschap bevoegd voor de handhaving van de waterschapsverordeningen (artikel 4.8 Omgevingswet). 

Bij de handhaving van een projectbesluit, zoals bedoeld in artikel 5.52 lid 2 onder a Omgevingswet, is het bestuursorgaan bevoegd dat het besluit heeft genomen. De handhavingsbevoegdheid voor de gedoogplicht, zoals bepaald in hoofdstuk 10, ligt bij het bestuursorgaan voor zover in artikel 13.2 van het Omgevingsbesluit die taak aan dat bestuursorgaan is opgedragen.

In de in artikelen 13.1 – 13.3 van het Omgevingsbesluit aangewezen gevallen kan bepaald worden wie de handhavingstaak toebedeeld krijgt. In de overige gevallen berust de handhavingstaak bij B&W. 

Het was de bedoeling van de wetgever om een gemakkelijkere regeling in het leven te roepen, gestoeld op het uitgangspunt: decentraal, tenzij. Doordat dat de wetgever tegelijkertijd veel uitzonderingen op dat uitgangspunt heeft geformuleerd, wordt het er niet per definitie simpeler op. Het is onder de Omgevingswet soms een zoekplaatje wie het bevoegd gezag voor handhaving is. Intuïtief zult u een heel eind komen maar om in voorkomende gevallen zeker te weten wie het bevoegd gezag is, zult u zich een weg moeten banen door een soms ondoorgrondelijk woud van regels. 
 

Actualiteiten overzicht

Maak kennis met onze specialisten

Bekijk ons team