Ouderlijk gezag

Indien gedurende een huwelijk of een geregistreerd partnerschap kinderen worden geboren, dan oefenen de ouders automatisch het gezamenlijk het ouderlijk gezag uit. Als de ouders scheiden, dan behouden zij dat gezag. Het toekennen van ouderlijk gezag aan één van beide ouders na een scheiding met uitsluiting van de andere ouder, vindt slechts in uitzonderingssituaties plaats. Bijvoorbeeld omdat sprake is kindermishandeling/–verwaarlozing of het belang van het kind dit om andere redenen vereist.
 
Indien de ouders niet gehuwd zijn en geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, dan verkrijgt de moeder van het kind bij de geboorte automatisch het ouderlijk gezag (mits zij meerderjarig is). De vader van het kind kan, mits hij het kind heeft erkend, voor het verkrijgen van (gezamenlijk) ouderlijk gezag een verzoek indienen bij de kantonrechter. Dit kan, indien de moeder instemt, zonder tussenkomst van een advocaat. Sinds 1 april 2014 kan ook de vrouwelijke partner van de moeder het kind erkennen en vervolgens een verzoek om gezamenlijk ouderlijk gezag indienen.

Gezag over een kind door een niet-ouder

Het gezag kan ook rusten bij een niet-ouder. Dat kan automatisch indien een kind wordt geboren tijdens een huwelijk of een geregistreerd partnerschap van de moeder met een ander dan de vader/verwekker. Daarnaast is het mogelijk dat de met gezag belaste ouder en een niet-ouder de rechter verzoeken om gezamenlijk met het gezag te worden belast, bijvoorbeeld in het geval dat na een scheiding het eenhoofdig gezag is uitgesproken of de andere ouder is overleden. Er gelden vanzelfsprekend wel een aantal voorwaarden aan het verkrijgen van (gezamenlijk) gezag door een niet-ouder.

Voogdij

Naast de hiervoor genoemde vormen van gezag is er nog een derde vorm: voogdij. In het geval van voogdij gaat het om het gezag van uitsluitend ‘niet-ouders’, waaronder ook jeugdzorginstellingen kunnen vallen. Voogdij is in de meeste gevallen aan de orde als de ouders van een kind zijn overleden of geen gezag meer (mogen) hebben.

Opstellen ouderschapsplan

Ouders die na hun scheiding het gezamenlijk gezag hebben behouden, zijn verplicht om afspraken te maken over de wijze waarop zij de uitoefening van dat gezag in de toekomst vorm zullen geven. Dus ook ouders met gezamenlijk gezag, die niet gehuwd waren en ook geen geregistreerd partnerschap hadden, dienen een zogenaamd ouderschapsplan op te stellen. Verplicht is dat in het ouderschapsplan in ieder geval afspraken worden opgenomen over:

  • de verdeling van de zorg en opvoeding van de kinderen;
  • de wijze waarop de ouders elkaar zullen informeren over de belangrijke zaken in het leven van de kinderen;
  • de wijze waarop de ouders de kosten van de verzorging en opvoeding zullen dragen.

 Bij de verdeling van de zorg en opvoeding moeten de ouders bepalen bij welke ouder het kind zijn of haar hoofdverblijfplaats zal hebben en op welke momenten het kind bij de andere ouder zal verblijven (zorg- en contactregeling). In een ouderschapsplan kunnen ouders hier zelf een passende regeling voor treffen. Hierbij kan gedacht worden aan het hoofdverblijf bij de ene ouder met één weekend per veertien dagen en de helft van de vakanties bij de andere ouder of een regeling waarin de ouders beide (ongeveer) 50% van de tijd voor de kinderen zorgen (ook wel co-ouderschap genaamd). Ook alle mogelijke tussenvarianten kunnen in het ouderschapsplan worden opgenomen. Het is van belang oog te hebben en houden voor de praktische gevolgen en haalbaarheid van de zorg- en contactregeling voor de kinderen en de ouders, maar ook voor de financiële en fiscale consequenties.
 
De wijze waarop de ouders de kosten van de verzorging en opvoeding na hun scheiding zullen dragen, komt neer op een afspraak over de invulling van de onderhoudsplicht die ouders voor hun kinderen hebben. Na een scheiding wordt dit in de meeste gevallen vorm gegeven door een bedrag aan kinderalimentatie te berekenen, waarbij rekening wordt gehouden met het besteedbaar inkomen van beide ouders en de zorg- en contactregeling.

Recht op omgang

Voor een ouder zonder gezag geldt dat deze recht heeft op en zelfs de plicht heeft tot omgang met zijn of haar kinderen. In dat geval dient een omgangsregeling vastgesteld te worden door de ouders of door de rechter. Ook andere personen die een nauwe band met de kinderen hebben, kunnen een omgangsregeling vragen aan de rechter, zoals pleegouders, stiefouders, grootouders en ex-partner(-s).

Geschillen over de uitvoering van het ouderschapsplan

Aangezien het opstellen van een ouderschapsplan inmiddels enkele jaren verplicht is, komen er steeds meer geschillen over de uitvoering daarvan. Het komt bijvoorbeeld voor dat de ouder, bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, de wens heeft om enige tijd na de scheiding samen met het kind te verhuizen. Bijvoorbeeld vanwege een nieuwe relatie of aanvaarding van een andere baan. De andere ouder kan zich daarin niet altijd vinden, zeker niet als dit gevolgen heeft voor de lopende zorg- en contactregeling. De rechter dient vervolgens, rekening houdende met de belangen van het kind, te beslissen of de verhuizing mag plaatsvinden. Hierbij weegt de rechter een groot aantal omstandigheden af.
 
Daarnaast wordt het uitbreiden/beperken en het niet naleven van de vastgelegde zorg- en contactregeling of omgangsregeling steeds vaker in een procedure aan de orde gesteld. Dat is ook niet vreemd. Een contact-/omgangsregeling wordt immers veelal opgesteld ten tijde van de scheiding. De (in het ouderschapsplan) gemaakte afspraken kunnen na verloop van tijd niet meer aansluiten bij de leeftijd en ontwikkeling van het kind of van (een van de) ouders, zodat de ouders opnieuw met elkaar in overleg moeten of een (vervolg-)procedure moet worden gestart.
 

Specialisten Gezag en omgang

Bekijk ons team