In geval van een echtscheiding of ontbinding van een geregistreerd partnerschap bepaalt de ‘Wet verevening pensioenrechten bij scheiding’ dat tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap opgebouwde ouderdomspensioenrechten aan beide partners toekomen. Dit geldt ook als één van beiden geen of nauwelijks pensioenaanspraken heeft opgebouwd. AOW valt niet onder de ‘Wet verevening pensioenrechten bij scheiding’ en hoeft niet te worden verevend. 
 
Indien de pensioenuitvoerder tijdig over de scheiding wordt geïnformeerd, verkrijgt de ex-partner onder de ‘Wet verevening pensioenrechten bij scheiding’ een eigen aanspraak richting het pensioenuitvoeringsorgaan. Naar aanleiding van de mededeling van de echtscheiding rekent het pensioenfonds uit op welke bedragen beide ex-partners recht hebben. Zodra de partner die het pensioen heeft opgebouwd de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, keert de pensioenuitvoer rechtstreeks aan iedere ex-partner uit wat hem/haar toekomt. Het moment van uitkering van uw aanspraak jegens het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar blijft dus afhankelijk van de pensioenleeftijd van degene die het pensioen heeft opgebouwd. 

U mag bij huwelijkse voorwaarden/partnerschapsvoorwaarden of ter gelegenheid van de scheiding afwijkende afspraken maken. U kunt de toepasselijkheid van de ‘Wet verevening pensioenrechten bij scheiding’ uitsluiten, maar u kunt ook afwijkende percentages voor de verevening of conversie overeenkomen. In geval van conversie krijgt ieder van de ex-partners een separaat deel van het pensioen toebedeeld, zonder dat dit gebonden is aan de leeftijd of het in leven zijn van de ex-partner die het pensioen heeft opgebouwd. 

Overigens is het ook voor ongehuwde samenlevers mogelijk om in hun samenlevingsovereenkomst de ‘Wet verevening pensioenrechten bij scheiding’ van overeenkomstige toepassing te verklaren. 
 
'De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding' is in de meeste gevallen niet van toepassing op ouderdomspensioenrechten die zijn opgebouwd door een ondernemer. Zie in dit kader de pagina ‘scheiding en onderneming’. Pensioenrechten die in het buitenland zijn opgebouwd dienen individueel te worden beoordeeld. In sommige gevallen is de 'Wet verevening pensioenrechten bij scheiding' namelijk wel van toepassing, behoudens de eigen aanspraak richting het pensioenuitvoeringsorgaan, en in andere gevallen is de 'Wet verevening pensioenrechten bij scheiding' in het geheel niet van toepassing.

Nabestaandenpensioen

Naast ouderdomspensioenrechten bouwen sommige werknemers ook nabestaandenpensioenrechten op. Deze rechten geven de echtgenoot/partner en eventuele kinderen na overlijden van de deelnemer van de pensioenregeling een recht op een nabestaanden-/wezenpensioen. Na scheiding blijft, tenzij andere afspraken worden gemaakt of de rechten op risico-basis zijn opgebouwd, het recht op nabestaandenpensioen voor de ex-partner gereserveerd. Dit is geregeld in de Pensioenwet en dient bij voorkeur te worden vastgelegd in een echtscheidingsconvenant. De aan de ex-partner toekomende rechten op nabestaandepensioen worden vanaf de scheiding ook wel het ‘bijzonder partnerpensioen’ genoemd.

Echtscheidingen tussen 27 november 1981 en 1 mei 1995 

Op echtscheidingen die vóór 1 mei 1995 maar na 27 november 1981 zijn ingeschreven, is de 'Wet verevening pensioenrechten bij scheiding' niet van toepassing. Voor deze echtscheidingen geldt het Boon/Van Loon-arrest van de Hoge Raad, waarin is geoordeeld dat pensioenrechten, opgebouwd voorafgaand en tijdens het huwelijk in de gemeenschap van goederen vallen en in de verdeling daarvan moet worden betrokken. Het gaat echter alleen om een verdeling van de waarde van het opgebouwde pensioen. De ex-partners zijn voor de uitbetaling van de pensioenuitkeringen dus afhankelijk van de ander: de pensioenuitvoerder hoeft niet mee te werken aan een verdeling van pensioenrechten. Sommige pensioenuitvoerders blijken hiertoe echter (in geval van overeenstemming tussen de ex-partners) wel toe bereid. 
 

Specialisten Pensioenverevening

Bekijk ons team